Het was mij toch wel weer een weekje… Het begon zo goed, tot ik verschillende confrontaties kreeg, die mij op dit moment toch wel wat in een dipje hebben gestuurd en wat verdriet over voel: de onvruchtbaarheid. Een terugkerend thema, helemaal denk ik voor de (jonge) Klinefelter-man, waar ik er één van ben.

Zoals je al eens in eerdere blogs voorbij zijn gekomen (wat je mogelijk gelezen hebt), werk ik momenteel met verschillende opdrachten en werkzaamheden. Zo werk ik deze weken als invalkracht bij een instelling voor mensen met een visuele beperking en daarnaast nog een andere (of meerdere) beperkingen, zoals een verstandelijke beperking in de schoonmaak van eigenlijk het gehele gebouw.

Naast dit, moest ik vanuit de invalpool ook deze week twee maal schoonmaken bij het UMC Groningen, en dat is me toch wat zwaarder gevallen dan gedacht vooraf. Ik weet nooit van te voren wat mijn rooster is of in welk gedeelte van het (grote) ziekenhuis ik aan de slag moet, en ik hoop altijd op één afdeling niet: gynaecologie.
Helaas, afgelopen maandag was ik dan toch de pineut, ik moest beginnen eerst aan een onderdeel bij gynaecologie, namelijk…;

20150817_184018[1]

 

Tja, dat is me dan al wel een confrontatie op zichzelf, ik bedoel: het is wel bekend dat de Klinefelter-man vanuit zichzelf geen kinderen kan verwekken, maar dat is iets wat als ik dat vertel, heel klinisch bij mij leeft. Nu zag ik het, maar zag ik ook alle facetten waarin dus die behandeling plaatsvind, zoals de stoel waarin de vrouw zit voor de behandeling of de buisjesbak (zie onderstaande foto’s) waarin dus normaal (denk ik althans) de buisjes met spermacellen worden warm gehouden voordat deze in het lichaam komen van de vrouw. En terwijl ik daar aan het werk was, gingen er van allerlei gedachten in mijn kop rond… Gedachten zoals dat ik daar misschien over een paar jaar weer ben, maar ook de gedachten dat ik daar wel zou moeten heen gaan, zou ik ooit iets van kinderen willen. Het riep bij mij veel emoties op waar ik op dat moment echt even tegen moest vechten om niet mijn tranen over de wangen te laten lopen. Niet mijn gevoelens de vrije loop te laten en niet dat het ertoe zou leiden dat mijn collega die even verderop aan het schoonmaken was, er hinder van zou hebben gehad.

20150817_183942[1] 20150817_183925[1]

Gisteren, donderdag, moest ik dus weer invallen bij het UMC Groningen, maar dit keer dus op de polikliniek van gynaecologie. Iets wat ik nóg weer heftiger vond op het moment dat de leidinggevende aangaf welke ruimten we dan moesten gaan schoonmaken (een collega en ik). Toen we klaar waren met het rondje, hebben we de toiletten daar schoongemaakt en ik een behandelkamer van top tot teen… En toen merkte ik alweer: ik begon helemaal vol te lopen van gedachten, maar vooral van herinneringen aan mijn diagnosegesprek die op die afdeling, in één van die kamers op de polikliniek (die ik nog goed weet aan te wijzen) heeft plaatsgevonden. Ik heb het geprobeerd om weer tegen mijn gevoelens te vechten, maar ik voelde zo’n innerlijke confrontatie op dat moment, dat ik toch naar de leidinggevende ben gegaan en haar mijn probleem heb voorgelegd met de felle confrontaties die ik voel op die polikliniek. Terwijl ik haar vertelde dat ik onvruchtbaar ben en dat de diagnose in die (wijzend naar de kamer) is gesteld, liep ik ook weer behoorlijk vol. Ik voelde de tranen achter mijn oogkas naar voren schieten, wachtend op de volgend trigger om over mijn wangen naar buiten te vloeien als een oceaan zonder einde… Maar nee, er werd op tijd een dam voorgelegd en kon me daarin nog maar net inhouden. De leidinggevende begreep mij heel goed en begreep heel goed dat het flink confronterend is en stelde voor dat ik dan naar de andere afdeling ging, de kinderpoli. Ze vroeg wel: vind je dat dan niet confronterend? Waarop ik toch antwoordde “Het is wel confronterend, maar het is daar voor mijn gevoel wat klinischer: daar heeft een bevruchting al lang plaatsgevonden en is er een klein mensje ontstaan, daar gaat het niet meer over een kind verwekken, krijgen of iets dergelijks.” wat ze ook wel weer begreep.

Daar heb ik dan nog wel schoongemaakt, maar op een minder hoog tempo dan ik van mijzelf gewend ben, ik zat toch wel heel erg in de shock / confrontatie nog waarin ik echt me flink rot voel en nu nog steeds terwijl ik dit type, het verdriet wederom flink voel (het spreekwoordelijke dipje). Ik heb vandaag dan ook maar de stap genomen om dit aan te geven bij de planners van de invalpool, dat ik de confrontaties voor die polikliniek te heftig vind om daar in de toekomst weer te gaan werken en dat ik niet terwijl ik aan het werk ben, zoveel gedachten, gevoelens en confrontaties voel die mij dan weer belemmeren in mijn werk.

Daarop werd gelukkig wederom heel begripvol gereageerd en ook aangegeven dat het goed is dat ik dat doorgeef. Volgende week moet ik ook weer voor het UMCG werken, maar dan is het -gelukkig- alleen maar op kantoren.

Deel dit: